Lees hier wat de verschillende disciplines binnen de atletiek inhouden. Van hordelopen tot kogelstoten.
Wil je meer lezen over bijvoorbeeld het ontstaan van de sport? Bekijk dan deze pagina.
De estafette is een teamonderdeel binnen de atletiek. Bij de estafette geven de atleten telkens een stokje door aan de volgende loper. Het doorgeven van dit stokje mag alleen in de aangewezen wisselvakken en kan op twee manieren gebeuren: door middel van de Amerikaanse of Franse greep.
Hardlopen is de snelst groeiende tak van atletiek in Nederland. Het prettige aan hardlopen is dat je het altijd en overal kunt doen. Veel atletiekverenigingen hebben loopgroepen. Hier kan iedereen, van beginnende tot gevorderde loper, op zijn of haar eigen niveau lopen.
Je kunt ook hardlopen op wedstrijdniveau. Die worden aangeboden in korte, midden en lange afstanden.
Midden afstandlopers combineren uithoudingsvermogen met een hoge snelheid. De atleten lopen niet in een eigen baan dus de uitgangpositie in de eindfase van de wedstrijd is van groot belang voor de overwinning waarvoor slim en tactisch gelopen moet worden.
Langeafstandlopers hebben een erg groot uithoudingsvermogen in combinatie met een goede technische loopstijl. De langeafstandsloper verdeelt zijn/haar energie over het gehele parcours. Om de wedstrijd te winnen is er ook een goede strategie nodig.
Hordelopen is een combinatie van hardlopen en springen. Tijdens hun sprint komen de atleten op regelmatige afstanden een horde tegen. Deze hordes kunnen tijdens de race omver worden gelopen, hier krijgt de hordeloper geen straf voor. Toch vermijdt de loper dit liever omdat dit ten koste gaat van de snelheid.
Binnen de atletiek zijn de sprints de hardloopwedstrijden over de kortste afstanden. De afstand van een sprint ligt meestal tussen de 60 en 400 meter. Een sprint is een explosieve hardloopwedstrijd waarbij vanuit stilstand, uit een startblok, wordt gestart. Het doel is om binnen een zo kort mogelijke tijd op maximale snelheid te komen. Dat betekent dat de atleet zijn/haar energie niet hoeft te verdelen maar gedurende de hele sprint op volle snelheid kan rennen.
Discuswerpen is een atletiekdiscipline waarbij de discuswerper na een anderhalve draai in de ring een lensvormige discus zo ver mogelijk probeert te werpen. Bij discuswerpen zijn techniek, kracht en een goede controle over het lichaam van belang. Bij de meeste wedstrijden krijgt een discuswerper drie pogingen om bij de besten te komen. Zij mogen nogmaals 3 pogingen doen. De verste worp bepaalt uiteindelijk de winnaar.
Kogelslingeren is een onderdeel waarbij een kogel, die bevestigd is aan een staalkabel met een handvat, zo ver mogelijk moet worden weggeslingerd. De grootste afstanden worden behaald door de kogel meermaals boven het hoofd rond te slingeren alvorens het los te laten. Omdat balans hierbij erg belangrijk is maken topwerpers meestal 3 of 4 draaien. Meer draaien leiden tot meer kans op balansverstoring.
Bij kogelstoten is het de bedoeling dat een kogel over een zo ver mogelijke afstand wordt weggestoten. De kogelstoter werpt, de kogel vanuit de nek, uit een cirkel met een witte stootbalk. Er zijn 3 technieken waarop de kogel weggestoten kan worden: de standstoot, aanglijden en de draaitechniek. De keuze van de techniek is afhankelijk van de fysieke kwaliteiten van de atleet.
Speerwerpen is een onderdeel in de atletiek waarbij de atleet probeert om, na een aanloop, een speer zo ver mogelijk te werpen. De speer moeten landen in een vrij smalle sector waarbij de punt van de speer het eerst de grond moet raken. Iedere atleet krijgt 3 á 4 pogingen om de speer te werpen. De verste poging telt.
De hink-stap-sprong bestaat uit drie opeenvolgende sprongen. De atleet neemt een aanloop om op de afzetbalk te beginnen met de hink. Hierbij land je op hetzelfde been als waarmee werd afgezet. Gevolgd door de stap waar op het andere been wordt geland. Met dit been wordt het laatste deel ingezet, de sprong. De sprong wordt geland in het zand. Hinkstapspringen is een technisch onderdeel dat kracht, coördinatie en snelheid vergt van de atleet.
Hoogspringen heeft als doel om door middel van een sprong zo hoog mogelijk te springen. De hoogte wordt gemeten aan de hand van een lat waar je rugwaarts overheen moet springen. Wanneer een atleet de lat raakt valt deze naar beneden en is de poging mislukt. Na de sprong landt de hoogspringer op een dikke mat.
Bij polsstokhoogspringen wordt gebruik gemaakt van een lange flexibele stok als hulpmiddel om enorme hoogtes te kunnen springen. Net als bij het normale hoogspringen wordt er een lat op twee palen geplaatst, welke bij aanraking omlaag valt. De polsstokken worden tegenwoordig gemaakt van glasvezel en carbon waardoor ze buigzaam zijn en enorm veel kracht kunnen verduren. Het is een uitdagende sport waarbij grote hoogtes gehaald kunnen worden met behulp van je eigen kracht.
Het doel van verspringen is om al springend een zo groot mogelijke afstand af te leggen. De verspringer neemt een aanloop en zet de sprong in wanneer hij/zij de afzetbalk nadert en komt terecht in een zandbak. De afstand wordt gemeten op het achterste punt waar de atleet in de zandbak terechtkomt.
De meerkamp is een onderdeel binnen de atletiek dat bestaat uit meerdere onderdelen. De atleet kan per onderdeel punten behalen, degene met het hoogste aantal punten aan het einde van de meerkamp, is de winnaar. De meerkamp wordt over 2 dagen verdeeld en er is een verschil tussen mannen en vrouwen.
De meerkamp voor vrouwen bestaat uit 7 onderdelen: twee spring-, twee werp-, en drie looponderdelen. De onderdelen die zij uitoefenen zijn:
De meerkamp voor mannen bestaat uit 10 onderdelen: drie spring-, drie werp- en vier looponderdelen. De onderdelen die zij uitoefenen zijn: